verkeer nog maar in de opbouwfase, maar kijk eens hoe goed ik er al uitzie. Dat is veelbelovend. Ook voor het nieuwe jaar.’, voegde ze er snel aan toe.
‘Pffff!’, was de reactie.
‘Kijk dan hoe mooi ik al uit de verf kom. Nog even en iedereen is vergeten dat ik geschilderd ben. Het is gewoon een feit dat ik het als voorstelling gewoon moet doen, de mensen komen voor mij, voor de voorstelling.’
‘Nou, een schilderij is meer dan alleen voorstelling, ik vervul als drager een kruziaale rol. Ik zal me even voorstellen; Paneel, aangenaam.’
‘Ja, ik weet wel wie je bent.’, klonk het nuffig. ‘ Je zit me de hele tijd al veel te dicht op m’n huid, naar mijn smaak. Opdringerig figuur.’
De toon werd enigszins vinnig, wat me verbaasde daar het nieuwe jaar nog maar zo pril was.
‘Opdringerig? Zeg, wie kleeft zich hier aan mijn degelijk gegronde huid? Wie houdt zich hier aan mij vast? Jij toch zeker? Ik hep niet om jou gevraagd, hoor. Van mij mag je optieve! Zoek maar een ander, als je daar gelukkiger mee ben.’
‘Nou,’, klonk het betweterig, ‘de meester heeft bepaald dat jij moet dienen als drager voor mij, als voorstelling, als idee.’
‘De meester? Laat me niet lachen, slijmbal, Jannes bedoel je?’
‘Uhum, mijn creator.’
‘Nou, hij ’s toevallug ook mijn Kreater, ja? En zonder mij zou je nie meer zijn dan wat verfklodders op de vloer. Je ken nie zonder mij, tante!’
‘Jongens, moet dit nou zo?’, begon ik.
‘Da’s niet echt genderneutraal, hè, dat ‘Jongens’.
‘Hoi schilder, ook een gelukkig nieuwjaar.’, bromde Paneel vrolijk, ‘en let maar niet op dat Opzetje, die maak er weer een hele voorstelling van, je ken dat wel. Ze doet wel uit de hoogte, maar hoger dan mij zal ze nooit komme, lager ook nie, trouwens,’, lachte Paneel.
‘Maar de mensen zien mij, niet jou. Jij verschuilt je achter mijn schoonheid.’
‘Ik hou me gewoon aan me taakomschrijving: ik draag jou zodat je toonbaar ben voor het publiek.’
‘Je bent alleen maar een laaggeschoold paneel, ik kan geen gesprek op niveau met je voeren, dat mis ik vaak zo erg, hè.’
‘Waarom doe je nou zo venijnig, Voorstelling? Is dat nou nodig?’
‘Ik heb tegenwoordig het Neoliberale gedachtegoed omhelsd, ….’
‘Da’s ook sneu, net nou het weer hard op ze retour is.’, smaalde Paneel.
‘Wat ik wilde zeggen, voordat die lomperik me in de rede viel; volgens het Neoliberale gedachtegoed behoor ik alleen mezelf toe, en heeft een ander geen recht om mij verplichtingen op te leggen, omdat dat ten koste gaat van mijn vrijheid.’
‘Mmm, is dat wat je eruit opmaakt?‘, vroeg ik. ‘Is dat niet een beetje, hoe zal ik het zeggen,….. dat is nou juist dat stukje van het Neoliberalisme waar ik zoveel moeite mee heb. Overigens dacht ik dat het Neoliberale denken betrekking heeft op mensen, personen, en niet op ideeën of voorstellingen, maar dat terzijde.’
Paneel grinnikte luidruchtig.
‘Hoe kun je nou zeggen dat je alleen jezelf toebehoort? ‘, ging ik verder. ‘Je maakt toch deel uit van iets groters? Waar zou jij als voorstelling zijn zonder een drager als Paneel, waar zou je zijn zonder lijst en een mooi spotje, die je beter uit doen komen? Zonder publiek, zonder kunstliefhebbers? Je zou er niet eens zijn als ik je niet had geschilderd. Jij bent mijn idee.’, beweerde ik stellig.
‘O ja?’, klonk het onmiddellijk, ‘en waar komt dat idee van jou dan vandaan? In hoeverre is dat van jou? Ik ben het idee, de voorstelling, en ik ben van mezelf. Jij hebt mij niet bedacht.’
‘Nou schilder, lul je hier maar es uit. Ik vin het een takketrut, maar ze hep hier wel een punt. Of niettan? Maar ik zou liever hebben dat je een andere voorstelling op me Gesso maakt. Ik wor er nie bepaald vrolijk van om de rest van m’n leven met die typstraal opgescheept te zitten.’
‘Dat zou ik natuurlijk kunnen doen, Paneel, dan schraap ik haar af en gebruik ik jou voor iets nieuws. Dan kan zij alleen verder, want ze behoort toch alleen zichzelf toe.’
‘Neeeh!!’, krijste Voorstelling, ‘Dat kun je niet doen, dat mag niet, je kunt mij niet wegdoen, je kunt mij niet ontkennen, ik besta, ik heb recht van bestaan, ik ben het belangrijkste.’
‘Als ik iets anders op Paneel wil schilderen, dan doe ik dat. Wie zou mij tegen moeten houden? Om jouw woorden te gebruiken; ik behoor alleen mezelf toe. Wie ben jij dat jij mijn vrijheid om een andere voorstelling te schilderen zou mogen beknotten?’
‘Maar het idee, het gedachtegoed, je kunt niet…, dat mag niet…. Ik…’ Voorstelling werd beurtelings rood en bleek, ze stamelde, hakkelde en snotterde. Ze was zich haar bestaan niet meer zeker.
‘Voorstelling, of je het nu leuk vind of niet, je maakt deel uit van een iets dat groter is dan jijzelf. Wat zou je zijn zonder Paneel, zonder Lijst en zonder mijn schilderwerk? Als jij meent dat je op jezelf kunt bestaan, dan doe je dat maar zonder Paneel, en zonder mijn schilderen. Dan wil ik wel eens zien wat er van je overblijft. Sluit vriendschap met Paneel en hou op je boven alles en iedereen verheven te voelen. Er is niets dat alleen op zich zelf kan bestaan, je leeft toch niet in een vacuüm?’
‘Maar het klonk zo mooi, jezelf toebehoren.’, sipte ze.
Paneel, die week werd als hij tranen zag, drukte Voorstelling stevig aan zijn brede borst. ‘Het komt wel goed, hoor, het komt wel goed. Ik zal jou dragen, en jij hoeft er alleen maar mooi bij te hangen. Dat gaat je vast goed af, want mooi ben je al.’
Voorstelling glimlachte vertederd door haar tranen heen en liet zich de ongeschoolde stoerigheid van Paneel met een zucht welgevallen.
‘Gelukkig Nieuwjaar.’, fluisterde ze.
‘Gelukkig Nieuwjaar.’, beaamde ik.
Januari 2018