In het begin was het allemaal heel leuk geweest. Het moment dat hij zijn ogen opendeed, nadat ze uit zijn rib was gevormd; die verbazing, die verrukking op zijn gezicht toen hij haar voor het eerst zag, had haar intens gelukkig gemaakt. Maar dat was alweer een hele tijd geleden, en al bestond er geen tijd in het paradijs, ze wist dat ze niet van gisteren was. Er was iets gaande.
Sinds Adam die cursus Patriarchaat had gedaan was hij veranderd. Ze kon er maar moeilijk de vinger op leggen, maar hij was neerbuigender geworden. Hij zei ook dat die prachtige lichtende verschijning die ze ’s avonds vaak in de hof zag, dat die God heette, en een hij was. Net als hem. Ze had die lichtende verschijning nooit als persoon gezien en ook nu kon ze het niet als een persoon zien, laat staan als een man. Ze wilde dat zij er zo stralend uitzag. Ze hield het bloesemtakje nog eens voor haar borst; het was vrijwel even wit en stak prachtig af op haar bruine huid, maar hoe moest zij zich daar in hullen? De blaadjes waren te klein en te teer om aan elkaar vast te maken. Ze had Adam gevraagd of hij iets wist, maar hij had geen tijd zei hij.
‘Logisch, want tijd bestaat nog niet.’, had ze vinnig geantwoord.
‘Bovendien, ik hou van je zoals je bent en om je te zien zoals je bent. En ik ben dol op jouw ronddingen,….’
‘Rondingen, het is rondingen.’
‘Maar dat zei ik, ronddingen.’
‘Je spelt het als R-O-N-D-I-N-G-E-N. En niet als R-O-N-D-D-I-N-G-E-N.’
‘Mijn hemel,, zei Adam, ‘het schrift is nog niet eens uitgevonden, en nu zit je mijn spelling al te verbeteren? Ik moet er echt vandoor, nu. Doei.’
‘Kun je me niet eens meenemen?’, probeerde ze nog. ‘Ik weet ook wel een paar leuke dierennamen.’ Maar Adam was al weg.
‘Maar,….ik eh, ziet U, het is Eva, die vrouw die U mij gegeven hebt. Ze is zo kattig de laatste tijd.’
‘En weet je ook hoe dat komt, Adam?’
‘Nou nee. Ik heb het heel druk de laatste tijd, en zij hoeft niks te doen, maar ze is zo ontevreden. Ze lacht nooit meer, en…’
‘Maak je haar dan nog wel eens aan het lachen, dan?’
Adam keek God verwonderd aan. Hij zag een oude man in een wit gewaad met lang wit haar en een lange witte baard. Precies zoals hem dat in de cursus Patriarchaat was geleerd. Adam zag wat hij wilde zien, of dacht te zien.
‘Nou?’, drong God aan.
‘U hebt mij de perfecte vrouw gegeven, dat zei u zelf, maar ze is helemaal niet perfect.’, barstte Adam los.
‘Jij wilde de perfecte metgezel. En ze is perfect. Ze is de perfecte vrouw voor jou.’
‘Maar waarom is ze dan zo humeurig? Bij de cursus Patriarchaat zeiden ze al dat vrouwen altijd ontevreden zijn, en zo.’
‘Oh ja? En wie geeft die cursus Patriarchaat, als ik vragen mag?’, vroeg God, alsof Hij niet wist wie daar achter zat.
‘De slang.’, zei Adam. ‘De slang, en hij doet het goed, hoor. Ik herken veel in wat hij zegt.’
‘En wat zegt hij dan zoal?’ God bleef zich van de domme houden.
‘Nou, dat de man superieur is aan de vrouw en zo. En dat ze de man moet gehoorzamen en zo. En…’ Adam fleurde helemaal op toen hij dit vertelde. ‘En.., en.., ze moet thuis blijven en zo, en dat mannen beter kunnen nadenken en zo…..Rationeel denken heet dat!’
God had een beetje spijt dat Hij de mens een vrije wil had gegeven. Hij besefte dat het zo wel een kwestie van de lange adem werd. Maar Hij had bewust niet gekozen voor perfectie, want perfectie is zo vreselijk saai. Zoals kinderen die altijd een handje geven en het juiste antwoord weten en altijd de juiste toon aanslaan. Nee, God hield wel van een rafelrandje. Hij had gekozen voor de Perfecte Imperfectie.
‘De Perfecte Imperfectie??’, stamelde Adam. ‘De…’ Hij opende zijn mond om nog wat te zeggen, maar er kwam niks. Hij keek met een lege blik voor zich uit, opende z’n mond nog een keer om hem zonder een woord weer te sluiten. Hij kreeg er iets vissigs van.
‘Ben je soms aan het nadenken, Adam?’
Adam knikte. Hij keek er een beetje moeilijk bij.
‘Dat rationele denken is zo makkelijk nog niet, hè?’
Adam reageerde niet; hij kon maar één ding tegelijk.
‘Weet je, ga naar Eva en geef haar eens wat meer aandacht; alles waar je aandacht aan geeft, groeit.’
‘Maar ik wil niet dat ze dik wordt!’, protesteerde Adam.
‘Dit is figuurlijk bedoeld, Adam.’
‘Figuurlijk? Haar figuur? Hoe bedoelt U dat?’ Adam keek ietwat verbijsterd.
‘Wat zei ik zo even ook alweer? Perfecte Imperfectie? Met die Imperfectie zit het zo te horen wel goed.’, dacht God bij zichzelf.
‘Wat zou je kunnen doen om het weer wat leuker te hebben met Eefje, denk je?’
‘Hoe moet ik dat weten?’, vroeg Adam gebelgd. ‘Niemand vertelt mij wat, ik moet alles zelf maar uitzoeken en uitvinden.’
‘Hmm, daar heb je wel een punt, dat moet ik toegeven. Goed. Ik zal je een basisregel geven voor een man en een vrouw om met elkaar om te gaan: De man dient de vrouw en de vrouw volgt de man. Begrijp je?’
‘Nee.’, zei Adam ronduit. ‘Moet ik de vrouw dienen? Op cursus zeggen ze juist dat de vrouw de man onderdanig moet zijn. Wat is het nou? Waarom zegt de één dit en de ander dat?’
‘Dat is om jou te leren zelf na te denken, en niet zomaar de mening van een ander over te nemen.’
‘Maar…’
‘Nee, ook niet van de slang. Denk zelf na!’
‘De slang zei dat ik naar uw beeld ben geschapen.’
‘Dat klopt. Maar Eva is net zo goed naar mijn beeld geschapen.’
‘Hoe kan dat nou? Eva en ik zien er, om het zo te zeggen, op bepaalde punten nogal verschillend uit. Dacht ik zo.’, zei Adam uitdagend. Maar hij schrok toen hij opkeek want God had een vrouwelijke vorm aangenomen.
‘Zie je wel Adam, dat Eva ook naar mijn beeld geschapen is?’, vroeg Zij? ‘En dan is er nog het kind, als derde vorm van deze triniteit. Zo zijn jullie, als jullie straks een kind hebben, een complete afspiegeling van mij.’
Adams verwarring was bijna tastbaar. ‘Betekent dat dat ik ook deels vrouw ben?’
God knikte. ‘Heel goed, Adam, jij hebt ook een vrouwelijke kant in je.’
‘En ook een kind?’
‘Ja, ook een kind.’
‘En Eva…?’
‘Ja, Eva ook. Anders zouden jullie elkaar nooit kunnen begrijpen, zou je een kind nooit kunnen begrijpen. Daarom zei ik ook dat de man de vrouw moet dienen. Dienen doe je uit liefde, en liefhebben doe je met je ziel. En met je ziel sta je ook weer in contact met Mij. En dat deel van jou dat zo’n moeite heeft met dienen, noem ik het Ego.’
‘Ego?’ Adams latijn was nog niet je dat.
‘Ego. Dat is je IK. Met jouw IK voel je je een individu, een op zich zelf staande persoonlijkheid, die afgescheiden is van de rest, en van mij. Maar dat is alleen maar schijn. Jij hebt aanleg om rationeel te denken, …’
Adam knikte trots.
‘Ik zei: Je hebt aanleg. Dat is niet hetzelfde als kunnen. Je zult het moeten oefenen om goed rationeel te kunnen denken, om er bedreven in te raken. Want het is jouw rationele denken, waar jij zo dol op bent, dat jou het idee van een IK, een Ego geeft. En het is jouw rationele denken dat ervoor zorgt dat je in tegenstellingen denkt, dat je onderscheid maakt. Maar je kunt ook vanuit de eenheid denken, daar is Eva weer beter in. Heeft de slang je dat niet verteld?’, vroeg God onschuldig. Adam schudde zijn hoofd. ‘Nee, daar heeft de slang het helemaal niet over gehad.’
Hij zag Adams blik weer wazig worden. Dit gaat nog wel even duren voordat dit landt, dacht God bij zichzelf. Dat wist Hij natuurlijk wel, maar in zijn optimisme en enthousiasme was hij dat even vergeten. Deze mens, en de hele mensheid had nog een lange, lange weg te gaan. De ontwikkelingen zouden uiteindelijk grandioos zijn, maar onderweg waren er periodes die zo zwart kleurden als de hel. Hij zuchtte. Hoe graag had Hij dit de mensheid niet bespaard, maar dat kon niet, niet met een vrije wil.
Eva zag Adam weer met de slang staan smoezen. De slang gaf de cursus Patriarchaat, wist ze. Adam gaf hoog van hem op. De slang had haar ook al eens ingefluisterd dat een cursus Emancipatie wel wat voor haar zou zijn, maar ze had hem genegeerd. Hij lispelde haar te veel.
Ze zag hoe het paradijs uit elkaar begon te vallen. Ze werden niet, zoals later werd verhaald, uit Eden verdreven, maar het Paradijs hield simpelweg op een paradijs te zijn. De eenheid verbrokkelde. Naar mate hun verstand zich ontwikkelde, groeiden ook de tegenstellingen, hoe heerlijk was toch die simpele, naïeve tijd toen ze nog gelukkig waren. Ze hadden genoeg aan elkaar.
En toch, als ze eerlijk was tegen zichzelf; als ze zich de vraag stelde: ‘Wil ik terug naar de tijd van het begin?’, als ze eerlijk antwoordde zei ze Nee. Hoe moeilijk het soms ook was, ze wilde niet terug naar die halfbewuste staat van zijn, ze kon ook genieten van het gekibbel met Adam.